donderdag 24 maart 2016

Een zwart gat met veertjes

‘Mama’, zegt Norah, ‘ik heeft vannacht gedroomd over een oma.’
Ze zwijgt. Ik zie dat de beelden uit haar droom terugkomen.
‘Het was een oma in een blauw kleedje. En het was niet Rube’s oma, alleen mijn oma.’
‘Oma knuffelde mij de hele tijd. Ze was zo blij om mij terug te zien.’

Terwijl ze het zegt trekken haar mondhoeken omlaag. Ze huilt niet, maar de kikker in haar keel verraadt de moeite die ze doet.

‘Was het een mooie droom?’ vraag ik.
‘Ja!’ zegt Norah, ‘ik heeft de hele tijd geknuffeld!’
‘En ging het over oma Marjan?’
Norah schudt haar hoofd. ‘Nee. Oma Marjan droeg ook andere kleren. Deze oma had elke dag een blauw kleedje aan.’
‘Ik heeft eigenlijk geen geluk en Tuur wel hé? Want Tuur ziet graag blauw!’



‘Mama, ik denk dat de oma misschien toch oma Marjan was. Maar dan gewoon met een kleedje van een andere oma.’



Wij hadden ons voorbereid op de dood van mama. Wij hebben gepraat, gedacht, gedroomd, gehuild. En de dag dat ze stierf, was het tòch onverwacht. Plots struikelden we in het zwarte gat dat we met donsjes hadden gevuld. Verbaasd dat het er was, zelfs al stonden we er op te kijken.
De donsjes maakten de val zachter, maar niet minder diep. 

Ik denk aan alle mensen die na de vreselijke aanslagen te maken krijgen met een nieuw, kersvers verlies. Aan het gat, waar ze hardhandig in geduwd worden. Niet gevuld met donsjes maar met spijkers. Om zeker te zijn dat de val genoeg pijn doet.
Ik denk aan de mensen die die pijn veroorzaken en kan niets zinnigs bedenken.
Menselijkheid (volgens het woordenboek: 'mededogen, menslievendheid') dekt de lading niet meer. Zou een dier ooit in staat zijn zoiets te doen?

Norah is ondertussen weer gaan spelen. De bedrukte blik is verdwenen. Ondanks alles is ze toch een gelukzak.
Haar zwart gat is gevuld met veel veertjes. En met armen die eindeloos knuffelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten