woensdag 16 maart 2016

Klaar voor school

'Als ik in mijn achteruitkijkspiegel een witte auto zie, dan ga ik op tijd zijn.'
'Bij 3 groene lichten na elkaar, zullen we vannacht goed slapen.'


Ik geef toe: de dwanggedachten die iedereen wel eens heeft (‘ik mag enkel op de witte strepen van het zebrapad stappen’) zijn ook hier af en toe aanwezig. Met het lot tarten heeft dat niets te maken. Mijn rationele ik hecht geen belang aan die kronkels. En toch worden ze gedacht.

'Als Rube zonder morren het hele stuk naar school kan stappen (andere dagen zit hij in de buggy), dan is hij klaar voor school.'
Zo dacht ik deze morgen.

Goed ingeduffeld ging Rube mee op pad. Bores werd veilig in de draagzak gestopt en Norah en Rube sloten een eerlijke deal wie er aan welke kant mocht stappen. (‘Jij moet links, Rube, want jij knipt met jouw linkerhand. Ik mag rechts, want ik knip met mijn rechterhand.’)
Het ging veel beter dan verwacht. Rube stapte goed door, was een voorbeeldige leerling wat verkeersregels betreft en zong mee uit volle borst als ik het repertoire stapliedjes bovenhaalde.

‘Ja’, zei ik voor de schoolpoort, ‘hij is klaar voor school.’


En toen ging Rube de speelplaats op. Zonder omkijken. In één lijn naar de verste uithoek.


Norah staat een beetje onwennig te lachen. Zij heeft het niet zo voor het doorbreken van de regels. Als er lijntjes getrokken worden, kleurt ze er plichtbewust netjes binnen.
Rube kleurt consequent altijd zo ver mogelijk buiten die lijnen.
‘Rube mag niet op de speelplaats hé, mama?’ lacht Norah met enige twijfel in haar stem.

Ik ben niet in de ideale positie om gezag uit te oefenen. Ouders worden niet verondersteld op de speelplaats te komen, en bovendien kan ik me niet helemaal vrij bewegen met die baby op mijn buik.
Na een kleine aarzeling besef ik dat de Verloren Zoon een beetje motivatie nodig heeft om terug te keren. Dus ik stap de speelplaats op.

In enkele seconden tijd troept een zwerm kleuters samen rond de indringer die ik ben. Ze willen allemaal graag eens gluren in mijn decolleté, naar dat gezellig slapend jongetje. En ik word overladen met vragen naar de oorzaak van mijn aanwezigheid.

Een beetje verder zie ik nog een meer-dan-natuurlijke samenscholing van kleuters.
Nog een indringer, daar moet ik zijn.
De kleuters wijzen naar boven. Ze lachen en roepen.
‘Hé! Hoeveel jaar ben jij?’
‘Waarom ben jij hier?’
‘Ey, jij bent wel nog klein é!’


Rube staat bovenaan het speeltuig en kijkt trots naar zijn publiek.

<<Het zaallicht dooft, de spots gaan aan.
Het publiek juicht. De artiest geniet kennelijk van de aandacht.
Met een kleine grijns op het gelaat zet hij zijn beweging verder. Net iets trager dan normaal, want ook in goeie films zijn de beste stukken in slomo.>>

De ontwerper van het speeltuig stond duidelijk aan de kant van de 2-jarige. De moeders passen er niet in en staan bijgevolg machteloos tot de peuter zelf beslist er uit te komen.
Gelukkig ziet de glijbaan er zo leuk uit, dat Rube zich laat verleiden. En daar - aan het einde van het stuk plezier - staat een mama te wachten om haar zoon met open armen te ontvangen.

Met veel kabaal en in de meest onmogelijke houdingen (een voet in mijn nek, een hand op mijn hoofd) neem ik Rube terug mee. Weg van de speelplaats. Weg van dat kleine stukje hemel, terug naar de harde realiteit.
Het verdriet is enorm.

‘Ja’
, zeg ik, als ik weer voor de schoolpoort sta, ‘hij is klaar voor school.’
‘Maar morgen morgen kom ik weer met de buggy.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten