zaterdag 25 juni 2016

Toveren

‘Hocus Pocus Pats, ik wou dat jij Norah was!’ roept Norah met een wilde armbeweging. De toverstaf van dienst maakte ze eerder uit Duplo. (Ja, ook de dochter speelt graag met Duplo. Al zorgden haar roze genen voor een andere interpretatie van de bouwstenen. Daar waar haar ‘huizen’ geen enkel fundament of stevigheid bevatten, slaagt ze er wel in toverstaffen, hartjes, strikjes en prinsessenkronen uit Duplo te maken.) Bij de wind die de toverzwaai veroorzaakt, valt de staf helemaal uit elkaar. Maar de toverspreuk lijkt toch gewerkt te hebben.

‘Hé?’ zeg ik, ‘ik zie ineens supergraag rrrroze!’ Mijn mond vormt zo’n perfect mogelijke Franse R om de tongval van dochterlief te benaderen.
Norah kijkt verrast en Rube verslikt zich bijna van het lachen.

We praten over roze en glitters en over flamingo’s en prinsessen. En Norah kijkt vol bewondering naar dat meisje die best wel haar beste vriendin zou kunnen worden.
Tussen het plezier door wordt de nieuwe ik heel erg boos voor iets onbenulligs, helemaal Norah-gewijs. Het leven zoals het is. Norah trekt het zich niet aan. Zij nam (zonder toverspreuk) de mamarol op zich en zet me snel weer op mijn plaats. Met een streng gezicht en bijna dezelfde uitspraak als de mijne. Ik schrik er wel van, ze heeft duidelijk goed gekeken hoe boos-zijn-alla-mama werkt.

De toverspreuk ‘van mama naar kikker’ werd telkens snel terug omgetoverd, maar die ‘van mama naar Norah’ lijkt maar niet uit te werken. Rube en Norah genieten duidelijk. Norah vindt het heerlijk om me te zeggen wat ik moet doen. En Rube bereikt gierend de limiet van zijn zuurstofreserve.

‘Ik heeft een goed idee,’ zeg ik, ‘ik ga naar mijn bedje’.

Als de mama niet aandringt dat het echt wel tijd is om te gaan slapen, dan moet ik zelf maar de eerste stap zetten.
‘Allé,’ zegt de kleine mama, nadat we onze tanden poetsten, ‘Norah’tje, jij mag voor één keer het verhaaltje voorlezen.’ Alsof ze me een gunst verleent. Dat de mama van dienst nog niet kan lezen, laat ze slim achterwege.
Ik lees over Jip en Janneke. En over driftbuien en kattenkwaad.
Na het verhaaltje word ik naar bed gestuurd. Norahs bed.

‘Voor één keer mag Rube in jouw bed slapen,’ voegt de kleine mama er aan toe. Waarop Rube met een grijns van het ene oor naar het andere bij mij onder de lakens kruipt. Zijn buik staat nog hard van het lachen en hij is tevreden met deze afsluiter.

‘Zo, lieve kindjes,’ zegt de mama, ‘slaapzacht!’
Ze sluit de deur. (Ik verbaas me hoe ze dit alles met een uitgestreken gezicht doet. Geen gegiechel tussendoor, deze rol is op haar lijf geschreven!)

Daar lig ik dan, met mijn peuter in het bed van de kleuter. En ik vraag me af hoe ik dit zal oplossen zonder traantjes.
Norah komt weer binnen.
‘Norah’tje, heeft jij mama’s Iphone meegenomen naar jouw bed?’ vraagt ze. ‘Geef die maar snel terug aan mama, ik heeft die nodig!’

De spiegel die de dochter me voorhoudt is toch een tikkeltje confronterend. Het mama-zijn wordt in een uurtje tijd vlot gereduceerd tot een paar strenge blikken en wat Iphone-getokkel. Als ik straks uit deze toverspreuk ontwaak, is het tijd voor goede voornemens.

zaterdag 18 juni 2016

My way


Als er iets is waarop je je niet kan voorbereiden, is het wel het moederschap. Daar sta je dan: met een baby in je armen. Barstensvol gekke gevoelens, omringd door goedbedoelde adviezen. Op je kousenvoeten start je aan het nieuwe hoofdstuk in je leven.
Vol goesting begon ik er aan. Ik was 'moeder', dat scheelt slechts 2 letters met 'moedig'. Maar al snel bleek dat het niet zo voor de hand liggend was, dat moederschap.
Onze baby was een baby die niet netjes om de 3 uur dronk, nee, die lag eeuwig aan de borst en véél vaker dan me werd gezegd. ‘Moet die nu weer drinken?’, vroeg men. En ik twijfelde. Ik liet ze af en toe huilen en suste ze met een tutje. Zo zou ze het wel leren.
Mijn baby sliep niet netjes door na 6 maanden. ‘Slaapt die nu nog niet door?’, vroeg men. En ik twijfelde. Ik legde ze op haar eigen kamer. Tegen haar wil, tegen ons gevoel, maar zo zou ze het wel leren.

En toen kwam er nog een baby. Een baby die alweer een heel andere handleiding nodig had.
De pogingen de adviezen te volgen werden vlot uit ons hoofd geschreeuwd en als de baby die later peuter werd, maandenlang elke nacht wéér tussen ons in bed belandde, voelden we ons schuldig. Want dit was niet hoe het hoorde.
Op ons ouderschaps-diploma stond geen stempel: ‘geslaagd’. Volharding, dat was duidelijk niet onze sterkste kant. (In aanmodderen waren we dan wél weer heel goed.)

‘Foert’, zeiden we toen baby 3 geboren werd, terwijl we de wallen onder onze ogen met een kruiwagen voortduwden.
‘Dit doen we op onze manier!’
En terwijl we om 3u 's nachts bij de kleuter de paniek uit haar ogen wasten na een vreselijke nachtmerrie, de peuter nog even in het grote bed namen na een woede-aanval en de baby nog even troostten met een slokje mamamelk, mijmerden we over een groot bed. Een bed waar we met 5 in zouden passen, zonder wakker te worden met een elleboog in je oor en set tenen in je nek.
En we deden het, tegen elk pedagogisch advies in.

Terwijl ik dit schrijf begint mijn negenmaander aan zijn 12e borstvoeding van de dag. Het is 22u en hij zit nog niet in bed. Lak aan ritme, maar verder de meest perfecte baby die je je kan voorstellen.
‘Onze manier voelt goed’, bedenk ik me. ‘Zonder stress om me binnen de norm te gedragen.’ En toch overvalt me vaak de neiging ‘goed te praten’ wat we doen. Alsof het niet mag.

Ondertussen surf ik wat op Facebook en lees ik: ‘Ik voed mijn kinderen op volgens het concept van natuurlijk ouderschap, waarbij de structuur van het kind wordt gevolgd en niet dat van de ouders’. 
Het plotse verschijnen van een benaming op mijn netvlies plaatst ‘onze manier’ in een mooi vakje.

Ineens besef ik dat de opties multiple choice zijn. En dat ook het buiten de lijntjes kleuren wel binnen een kader gebeurt.

In gedachten zet ik een mooie stempel op mijn ouderschapsdiploma.

woensdag 8 juni 2016

trouwplannen

‘Ik heeft een probleem’, zegt Norah met een bedrukt gezicht.
‘Ik heeft gezegd dat ik met Lenna ga trouwen. Maaaaarrrr…'
Om het drama wat extra in de verf te zetten legt ze een pauze waarbij ze in slowmotion haar ogen even sluit.
‘Ik denk dat ik met Obe moet trouwen…'

‘Oei’, zeg ik, ‘waarom denk je dat?’
Stiekem geloof ik dat Norah een boontje heeft voor Obe. Dat ze dol is 'op zijn glimlach', zegt ze vaker. Er bloeit een kleine kleuterlijke verliefdheid.
Van haar kant althans.

‘Sam zei gisteren dat ik een baby ben.’ Haar voorhoofd maakt een boze frons.
‘Maar Obe heeft gezegd dat dat niet waar is! Dus nu moet ik met Obe trouwen.’
De conclusie is sluitend en geheel logisch.

Ze denkt even na hoe ze deze situatie zal oplossen. Nadat ik zeker honderd keer heb gezegd dat Bores écht geen geschikte huwelijkskandidaat is voor haar, weet ze ondertussen dat haar huwelijkspartner geen familie mag zijn.
En dat ze niet met Lenna en Obe tegelijk kan trouwen, daar is ze ook van op de hoogte.

‘Ah’, zegt ze, ‘dan zeg ik gewoon aan Lenna dat ze met Tuur moet trouwen.’
‘Ahnee, Shiet...’
Het gebruik van vloekwoorden is helaas reeds ingeburgerd bij de 4-jarige. Gelukkig beperkt de uitspraak zich tot een flauw en ietwat schattig afkooksel.
‘Tuur ging al met grote Mila trouwen…'
‘Tjah. Dan moet Lenna maar met Jade trouwen hé. En dan kan ik eerst met Obe trouwen, en als ik niet meer wil, trouw ik daarna wel met Lenna.’

‘Tegenwoordig kan dat allemaal’, zeg ik.
‘Maar als het écht zo ver is, vraag dan misschien eerst mama’s raad.'