zondag 30 april 2017

Een gevallen ster

Norah zit in de zetel. Ze kijkt wat in het niets en haar lip trilt.
‘Is er iets, Norahtje?’ vraag ik.
‘Het is gewoon… Eigenlijk mis ik oma…’, zegt ze zacht.
Ik slik. Ik mis mama ook, keihard. Maar het verdriet van Norah is zo eerlijk en puur dat ik niet goed weet hoe ik dat moet plaatsen.

‘Dat begrijp ik’, zeg ik.

‘Ik zou zo graag een tekening geven aan oma’, zegt Norah.
‘Weet je, ik vind het jammer dat ze niet begraven is, want als ik mijn tekening aan de zee geef, dan zal die wegdrijven…’

Norah is stil. Ik ook, ik weet niet goed wat ik moet zeggen, de krop in mijn keel spert mijn stemgeluid de weg.

‘Eigenlijk moet ik mijn tekening niet aan de zee geven hé’, bedenkt het kleine meisje met de veel te grote gedachten. ‘Het kistje zit niet meer in de zee, want oma is al een ster geworden!’
Ze denkt na.
‘Mama, als jij dood bent, waar wil jij dan naartoe?’
‘Ik ga proberen nog heel lang te leven’, zeg ik.
‘Oma heeft dat ook geprobeerd’, zegt Norah.
‘Maar dat is niet gelukt met die beestjes in haar buik.’

De opborrelende tranen vinden hun uitweg. De zacht trillende lip maakt plaats voor een boos gehuil. Onmachtig, oneerlijk, onterecht. Als de dood voor ons zo moeilijk te vatten is, dan moet het voor zo'n klein meisje toch véél te abstract zijn.
Ergens in haar hoofd vertaalt ze het onbegrijpelijke gevoel van gemis naar concrete frustraties.  
‘En ik weet niet eens welke kleren oma aanhad, mama, en dat ga ik nooit meer zien.’

We zeggen niets. Norah snikt nog even na.
‘Weet je, mama, als ik een mama ben, dan ga ik mijn kindje ‘Merjam’ noemen.’
In gedachten glimlacht oma Marjan om zoveel kinderlijke wijsheid.

Die nacht wordt Norah wakker.
‘Mamaaaaaa!’, roept ze.
Met mijn abrupt wakkere hoofd kan ik moeilijk uitmaken met welke emotie deze kreet kwam. Ik verwacht een vreselijke nachtmerrie.
‘Mama, ik heeft iets superleuks gedroomd!’ fluistert Norah. ‘Ik was naar de sterren aan het kijken en ik zag oma! En plots viel oma uit de sterren! Zomaar naar beneden, tot bij mij!’
Norah is welgemeend blij.
Haar donsdeken ligt achterstevoren en ondersteboven, de hoes van haar kussen ligt naast het bed. De droom ging niet ongemerkt voorbij.

‘Ik ga weer slapen’, zegt Norah, ‘ik ga vlug kijken welke kleren oma aanheeft.’

donderdag 27 april 2017

Doktertje spelen


Het is stil als ik beneden kom. Dries ligt in de zetel met een doekje op zijn hoofd, terwijl Norah en Rube met een serieus gezicht door de kamer lopen.
‘Sssssssst!’, zegt Norah als ze me ziet, ‘papa moet geopereerd worden. Het is heel erg!’
Op het blad in haar hand staan enkele tekeningen in vakjes.
‘Ik heeft foto’s moeten maken’, zegt ze, ‘dit is een voet met een barst, en hier staat een tand met een gat. In papa’s elleboog zit ook een spin die ik er uit moet halen en in zijn andere voet zijn er 2 botten te kort. En ja… hij gaat een bril moeten dragen.’
De ernst in haar gezicht is aandoenlijk.
Ondertussen dient Rube zwijgend nog enkele spuiten toe.

Norah richt zich terug tot Dries.
‘Wat is jouw naam meneer?’, vraagt ze serieus.
Zonder het antwoord af te wachten noteert ze ‘PAPA’
‘En waar heeft je last van?’
‘Eigenlijk nergens’,
zegt papa lachend.
Het doktersmasker van de kleine dokter maakt even plaats voor een geïrriteerde blik. ‘Alsof hé, papa!’, gromt ze.

Ze neemt papa’s hand en tovert een stift tevoorschijn. In het midden van zijn hand tekent ze een dik kruis.
‘Zo’, zegt ze, ‘dit is omdat je bij de dokter bent geweest.’
Op het andere hand staat ’73’, het nummer van ons huis, bij wijze van identificatie.
In een waar doktershandschrift krabbelt het geconcentreerde meisje er op los, terwijl ze met een gemeende blik instructies geeft. Op papa’s hand verschijnt een onleesbaar voorschrift.

De Kleuterdokter benadrukt het belang van een bril. De overige kwalen zijn met de ingreep van daarnet vlotjes weggewerkt.
‘Weet jij de brillenwinkel zijn?’, vraagt ze, ‘kijk, dit staat op de deur.’ Ze tekent het logo van de opticien.
‘En de deur ziet er zo uit’, voegt ze er nog aan toe. Terwijl ze 2 rechthoeken tekent, legt ze uit dat het schuifdeuren zijn die automatisch opengaan.

‘Voilà’, zegt dokter Norah, ‘zo moet het wel lukken.’
‘Maar toont u het zéker nog eens aan uw vrouw!’