donderdag 22 juni 2017

windpokken

Dit verhaaltje schreef ik vorig jaar, toen Norah, Rube en Bores van kop tot teen onder de rode stippen zaten. Ik bedenk me nu pas dat het nooit op de blog verscheen, terwijl het toch een momentje was om te onthouden.




‘Mama’, zegt Norah, ‘weet je wat ik zo leuk vind?’ Ze zit op de grond met haar babybroer tussen de benen en wrijft zachtjes op zijn blote rug.
‘Als jij op mijn rug wrijft. Want als ik windpokken heb mag ik niet krabben, en dan is het leuk dat jij wrijft. Daarom wrijf ik ook bij Bores.’
Ik glimlach. De hele kroost staat vol rode stippen. En daar waar ze soms elkaars haren zouden uittrekken, zijn de pokken nu een uiterlijk teken van verbondenheid.

Op school waren de windpokken al weken gespreksonderwerp, en nu zijn ze er eindelijk zélf trotse eigenaars van. Uitspraken als ‘ik heeft 120 windpokken, en jij?’ vormen de aanzet tot gekke vergelijkingen en boeiende verhalen over windpok-avonturen. (‘Aaaaargh! De grote vaarlijke windpok isse mij gepakt!’)

‘Waaaaaw!’ Norah is duidelijk onder de indruk. Ze wijst naar de buik van haar broertje. 'Kijk eens mama, wat een boel stippen bij elkaar! Ik wou dat ik er ook zoveel heeft…'

Ik bedenk me wat een knappe eigenschap het is, om in die lelijke pokken iets moois te zien. En onmiddellijk illustreert het de relativiteit van schoonheid.

‘Ja’, zeg ik, ‘dat zijn er veel hé! Maar die van jou zijn dan weer veel dikker.’
Mijn poging de kinderen over één kam te scheren wordt met een frons onthaald.
Norahs zwijgt en denkt na. Ze kijkt hoe ik in mijn ondergoed mijn haar omhoog steek.
‘En jouw billen zijn veel dikker dan de mijne’, merkt ze op.
Ik werp een snelle blik in de spiegel: dat van die waarheid en die kindermond!

‘Gelukkig is dikker heel mooi hé, mama’, zegt Norah.
‘Yes!’ ze richt zich tot de enthousiaste baby tussen haar benen, ‘mama is de dikste en ik heeft de dikste windpokken! De meisjes zijn gewonnen!

Bores kraait. De pokken doen heel hard hun best zijn mooie snoet te verbergen.
Maar hij straalt. Van pok tot teen.